Over tien maanden stapt het pensioenfonds over naar de nieuwe pensioenregelingen, noodzakelijk door de Wet toekomst pensioenen (Wtp). De belangrijkste inhoudelijke besluiten zijn genomen, maar de druk blijft hoog tijdens de transitiereis richting het ingaan van de nieuwe pensioenregelingen op 1 januari 2026. Bestuurslid Johan Bank en Josje Wijckmans van het bestuursbureau maken op de evenwichtsbalk de tussenbalans op: waar staan we en wat komt er nog?
Wat is de stand van zaken nu?
Johan: ‘Op 20 januari heeft het bestuur het voorgenomen besluit genomen om de regelingen te gaan uitvoeren. We vinden dat ze evenwichtig, uitvoerbaar, uitlegbaar en rechtmatig zijn.’
Josje: ‘Een van de grootste puzzelstukken voor het bestuur was hoe het fondsvermogen eerlijk en evenwichtig over de persoonlijke pensioenvermogens van de deelnemers kan worden verdeeld. Dat is het veelbesproken invaren. We willen ook in de nieuwe regeling een buffer aanhouden, die is dan ongeveer 1 miljard euro. Nu is die buffer ongeveer 3,5 miljard euro. De buffer die we straks niet meer nodig hebben, verdelen we onder de deelnemers. We hebben dus veel te verdelen.
In die positie verkeren maar weinig pensioenfondsen.
Johan: ‘Dat is waar, het is in zekere zin een luxe probleem. Maar het verdelen van een grote “erfenis” maakt een eerlijke verdeling niet per se eenvoudiger. Maar heel serieus: het gaat niet alleen om geld dat we nu moeten verdelen.’
Josje: ‘Het gaat vooral ook om zekerheden en onzekerheden versus euro’s. Het kan de komende jaren meezitten, maar ook tegenzitten. Voor een gepensioneerde deelnemer boven de tachtig jaar is de impact van die risico’s vrijwel nihil. Maar voor een actieve collega van 25 jaar kunnen de gevolgen zeer ingrijpend zijn.’
Dat vraagt dus om grote zorgvuldigheid
Josje: ‘Precies daarom duurt het proces iets langer. Maar het bestuur is eruit gekomen en heeft het vermogen zo eerlijk mogelijk verdeeld.’
Johan: ‘Dat was de worsteling. Wat er nu ligt kan eenieder van ons verdedigen, we kunnen er met z’n allen achter staan. Zolang je de discussie over evenwichtigheid voert in algemene termen, is iedereen het wel met elkaar eens. Maar toen in de laatste maanden van 2024 het moment naderde waarop het bestuur echt de knoop moet doorhakken, zat het ons nog niet helemaal lekker. Dat had te maken met het begrip “evenwichtig verdelen”, en met een nieuwe set berekeningen die we van De Nederlandsche Bank moesten maken. Iedereen bekijkt de vraag wat evenwichtig is toch door een eigen bril.’
Josje: ‘Op weg naar onze besluitvorming hebben we veel gesproken met het arbeidsvoorwaardelijk overleg van KLM en VNV. Zij hebben het transitieplan aangepast om duidelijk vast te leggen wat zij een evenwichtige manier vinden om het vermogen van het fonds te verdelen. Zij hebben dit ook afgestemd met de verenigingen van gepensioneerden. Die kunnen zich er in grote lijnen in vinden en hebben hun achterbannen daarover ook geïnformeerd. Binnen het pensioenfonds hebben we het verantwoordingsorgaan hier veel over gesproken en het bestuur heeft de evenwichtigheid beoordeeld langs verschillende maatstaven. Doel daarvan was dat alle brillen waardoor iedereen naar het vraagstuk kijkt, ook worden meegenomen in de uiteindelijke keuze. Zo hebben we gezorgd voor draagvlak en dat is essentieel: we doen het immers voor de deelnemers. Op 10 maart volgt het definitieve besluit.’
Wat staat er de komende periode te gebeuren?
Josje: ‘Alle stappen die we hebben gezet en die we nog gaan zetten tot en met de overgang per 1 januari 2026, plus de essentiële communicatie eromheen, hebben we uitgewerkt in het implementatieplan en het transitie-communicatieplan (zie kader). Zo zorgen we voor een zorgvuldig en transparant implementatietraject. We willen onze deelnemers meenemen op onze reis, want het is vooral ook hún reis.’

Wat is er nu concreet te zeggen over de nieuwe pensioenen, met de komst van de nieuwe regelingen?
Johan: ‘Hoe graag we het ook zouden willen, we kunnen nu nog niet aangeven hoe hoog de pensioenen straks precies worden. De definitieve som kunnen we pas maken als we de dekkingsgraad per 1 januari 2026 weten. Aan de andere kant hebben we ons wel beschermd, we hebben bijna alle beleggingsrisico’s weggenomen en ons ingedekt tegen een dalende rente. Zo doen we ons best om de dekkingsgraad op 1 januari 2026, het moment van de overgang, op peil te houden. Het informele antwoord is daarom dat waarschijnlijk iedereen erop vooruitgaat.’
Wanneer weten de deelnemers wél wat straks hun pensioen is?
Josje: ‘Echt individueel kan dat pas in het vierde kwartaal van dit jaar, omdat we dan behoorlijk veel zekerheid hebben over de dekkingsgraad per 1 januari 2026. Wat we in de tussentijd wel gaan doen, is voorbeelden geven aan de hand van verschillende pensioensituaties voor de belangrijkste deelnemersgroepen. Zoals in ons webinar van 5 februari bijvoorbeeld.* Je kunt dan zelf als deelnemer een voorbeeld nemen dat het dichtst bij je eigen situatie ligt. Dat geeft een behoorlijk accurate indicatie.’
Hoe zijn jullie omgegaan met de Netto regeling?
Josje: ‘De huidige netto regeling wordt niet jaarlijks geïndexeerd en het arbeidsvoorwaardelijk overleg wilde die regeling welvaartsvast maken. Ook daar hebben we een oplossing voor gevonden, inclusief de jaarlijkse indexering. Dat was zeker voor de toekomst heel belangrijk, omdat de netto regeling voor veel deelnemers te zijner tijd belangrijker wordt dan de basisregeling.’
Johan: ‘Dat we eruit zijn gekomen, dat we met elkaar een goede balans hebben gevonden, voor het totaal van de overgang, typeert ons fonds. We zijn er voor en door de vliegers, jong en oud, met wederzijds begrip voor elkaars situatie. Die solidariteit zie je nu ook, door het hele proces heen. Niettemin was het een hele kluif om met elkaar tot keuzes te komen waarbij je niemand tekort doet. Maar tegelijkertijd maakt dat de voldoening extra groot. Die lijn willen we doortrekken, tot en met de overgang op 1 januari 2026.
Dit interview verscheen in de Focus van maart 2025.